Het kwaliteitskader merkt de sturing van de organisatie (bestuur en management) en het intern toezicht daarop aan als een randvoorwaardelijke functie. Alleen al deze keus verheldert dat alles wat in deze taartpunt gebeurt in het teken moet staan van de best mogelijke cliëntzorg.
De eisen die aan goed bestuur worden gesteld beginnen er mee: de raad van bestuur stelt zich ondersteunend, faciliterend en transparant op. Hierdoor geeft het kwaliteitskader tevens richting aan de verwachte rol- en taakinvulling van managers. Op hen zijn dezelfde begrippen van toepassing. Een saillante zin is: de leden van de raad van bestuur lopen op gezette tijden mee in het primair proces. Logisch is dat deze zin ook geldt voor de managers.
Van cruciaal belang is het dynamisch ontwikkelproces van samen leren en verbeteren van kwaliteit.
Deze eis kleurt het belang van leren en verwacht van het bestuur en management een doordachte set van initiatieven en maatregelen, bijvoorbeeld in de vorm van visie, kernwaarden, missie en strategie.

De eisen die aan goed bestuur en management worden gesteld liegen er niet om. Mensen die deze functies op zich nemen moeten heel wat in hun mars hebben. Maar het kwaliteitskader geeft wel overduidelijk een richting: geef medewerkers de ruimte en de steun om elke dag de cliënten te bieden wat ze vragen en nodig hebben. Het bestuur moet het samenspel met alle interne belanghouders (onder meer cliëntenraad, verpleegkundigen adviesraad, medische staf en ondernemingsraad) stevig invullen zonder dat dit ten koste gaat van daadkracht en slagvaardigheid.
De raad van bestuur is eindverantwoordelijk voor de toepassing van het kwaliteitskader en de raad van toezicht ziet hier actief en aantoonbaar op toe. Zo staat het er. Het zijn grote zaken die het best tot hun recht komen in een lerend klimaat. Daarom geldt wellicht het meest dat bestuurders en managers cultuurdragers zijn en door hun uitstraling helder maken dat het ook hen maar om één ding gaat: cliënten op de beste wijze van dienst zijn.