Begin februari van dit jaar besteedde ik op deze website aandacht aan de Commissie Werken in de zorg. Toen besprak ik het advies Onderwijsvernieuwing en leven lang ontwikkelen dat de commissie in oktober 2020 had uitgebracht. Dit keer sta ik stil bij het advies dat de Commissie in juni van dit jaar uitbracht, maar nog het meest bij de zwanenzang van de Commissie die bestaat uit twee rapportages, waarmee de Commissie overigens tevens de handdoek in de ring gooit.
Voorjaar 2021
In het voorjaar van 2021 vroeg de minister voor Medische Zorg en Sport (MZS) de commissie nog om te adviseren welke elementen van de (corona)crisisaanpak bestendigd moeten worden. In juni 2021 bracht de commissie dat advies uit. De titel luidt: Ontwikkeling van adaptieve zorgorganisaties op het gebied van personeel.
Adaptiviteit
Met adaptiviteit bedoelt de Commissie het aanpassingsvermogen van zorgorganisaties op het gebied van personeel: de beschikbaarheid en inzet van personeel. De vraag luidt: Zijn we in staat om mensen die zich melden met een bewuste motivatie en capaciteit werk te bieden in het primaire proces? De Commissie vindt dat de sector welzijn en zorg daarmee weinig vertrouwd is. De kern van de vereiste oplossing zit in anders werken en anders organiseren, in improviseren en tijdig anticiperen.
Dan blijkt, zegt de Commissie, al gauw dat het vergroten van adaptiviteit niet zozeer vanuit het organisatieperspectief, maar veel meer vanuit het medewerkersperspectief bekeken moet worden. Een medewerker wil regie voeren op de invulling van zijn of haar dagelijkse werk, loopbaan en combinatie van werk met privéleven. Dit vereist dat zorgorganisaties inzicht ontwikkelen in het wederzijds belang van organisatie en zorgmedewerkers. Medewerkers vormen immers de organisatie, het aanpassingsvermogen van de medewerkers telt op tot een wendbare organisatie.
Oktober 2021
De commissie Werken in de Zorg heeft begin oktober haar twee laatste adviezen uitgebracht. Het hoofdadvies gaat over hoe verder met de arbeidsmarktaanpak in de zorg en de rol van de landelijke stakeholders daarin. Het andere advies geeft een nadere invulling aan modern werkgeverschap. Op 4 oktober 2021 stuurde de minister een brief aan de Tweede Kamer over deze twee adviezen.
Modern werkgeverschap
In eerdere adviezen introduceerde de Commissie al het belang van modern werkgeverschap. Behartenswaardig is de tekst over drie pijlers (grip op geld, werk en leven) die zijn ontleend aan het WRR-advies (de dato 15012020) Het betere werk.
1. Grip op geld
a) De werkgever biedt een uitgebalanceerd geheel van primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden, zodat zorgprofessionals voldoende financiële zekerheid hebben en economische onafhankelijkheid van (vaak vrouwelijke) zorgprofessionals mogelijk is.
b) Zorgprofessionals krijgen werkzekerheid geboden door een (netwerk van) zorgaanbieder(s).
2. Grip op het werk
a) Zorgprofessionals krijgen voldoende autonomie en regie over de uitvoering van hun werk binnen bepaalde kaders. Zo wordt ruimte gegeven aan het vakmanschap van zorgprofessionals.
b) Zorgprofessionals krijgen de gelegenheid zich blijvend te ontwikkelen, zodat zij zich competent voelen in hetgeen van hen gevraagd wordt en zij een interessant loopbaanperspectief houden.
c) Zorgprofessionals voelen zich verbonden met het eigen team, de leidinggevende en de organisatie, doordat:
- zij waardering ervaren;
- de leidinggevende een omgeving creëert waarin zeggenschap en verantwoordelijkheid gedeeld worden met medewerkers in het team;
- er sprake is van een open klimaat, gericht op samenwerking en leren.
d) De arbeidsomstandigheden zijn dusdanig dat zorgprofessionals veilig, gezond en zonder bovenmatige werkdruk hun werk kunnen doen.
3. Grip op het leven. Modern werkgeverschap houdt in dat:
a) Zorgprofessionals invloed hebben op hun werktijden en roostering.
b) Zorgprofessionals de kans krijgen om meer te werken als ze dat graag willen (volwaardige banen).
c) Secundaire arbeidsvoorwaarden als kinderopvang en zorgverlof goed geregeld zijn.

Het belang van de regio
In haar adviezen van september legt de Commissie zich onder meer toe op de vraag hoe modern werkgeverschap wezenlijk verder gebracht kan worden in de praktijk van alledag. Drie punten daaruit:
- Een succesvolle aanpak van de arbeidsmarktproblemen dient primair in de individuele zorg- en onderwijsinstellingen te gebeuren. Daar werken en leren zorgmedewerkers. Daar moet modern werkgeverschap gestalte krijgen.
- Regionale samenwerking is een belangrijke versneller van een succesvolle arbeidsmarktaanpak van individuele organisaties. Dat is de plek waar zorgaanbieders met elkaar, met het onderwijs, gemeenten en andere lokale stakeholders samenwerken om een beter resultaat te bereiken. Daar wordt rekening gehouden met de specifieke kenmerken van zorgvraag en -aanbod in die regio, met de aanwezige regionale onderwijsinfrastructuur, met kansen en bedreigingen en worden bestaande samenwerkingen verder uitgebouwd om specifieke arbeidsmarktproblemen het hoofd te bieden.
- Vanuit de maatschappelijke opgave die voorligt, werken de partijen in de regio’s idealiter non-concurrentieel samen aan de arbeidsmarktproblemen. Verandering moet komen van de afzonderlijke organisaties, ingebed in een solide (regionale) samenwerking.
Tot slot: er is genoeg geadviseerd
De Commissie gooit de handdoek in de ring. Er is genoeg geadviseerd, vindt Doekle Terpstra die voorzitter is van de Commissie. In Trouw van 5 oktober 2021 zet hij zijn stelling kracht bij. Ik vroeg me af welke emotie het sterkst doorklinkt: verdriet, teleurstelling, boosheid of verbittering. Of combinaties hiervan. En ongelijk kun je hem niet geven. Niet alleen de Commissie Werken in de zorg maar een veelvoud van te respecteren raden, bureaus, overheden en instituties mengden zich in het veld en discours van werkgelegenheid in de zorg. Zoals:
- Het Ministerie van Sociale zaken: de commissie Regulering van werk (Commissie Borstlap): In wat voor land willen wij werken (januari 2020)
- De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR): Het betere werk, de nieuwe maatschappelijke opdracht (januari 2020)
- De Raad voor volksgezondheid en samenleving (RvS), Applaus is niet genoeg (november 2020)
- Het Sociaal en cultureel planbureau (CPB), De veranderende wereld van werk (april 2021)
- De Sociaal economische Raad (SER), Aan de slag voor de zorg, een actieagenda voor de zorgarbeidsmarkt (mei 2021)
In twee Noordelijke kranten spreekt Terpstra afgelopen zaterdag opnieuw over ‘de strijd om menselijk kapitaal’ en over de zorgsector die in die strijd op achterstand staat. Een opmerkelijk citaat uit dit artikel: ‘Wij leiden onze jonge mensen op als reflectieve beroepsbeoefenaars, die denken in oorzaak en gevolg. Dan zie je dat als ze aan het werk gaan die reflectiviteit niet wordt gewaardeerd. Medewerkers worden instrumenteel ingezet op het doen van hun ding. Het talent van veel medewerkers wordt niet ingezet, de potentie wordt enorm uitgehold. De werknemer raakt gefrustreerd. Ik noem dit een aanklacht en vraag me in gemoede af waar de verbindende kracht ligt en waaruit die bestaat om op de pregnante vraagstukken in de regio de passende antwoorden te vinden.
Een groot probleem
Er is een groot probleem en misschien wordt dat probleem alsmaar groter: nieuwe kennis, die te vinden is in de vele adviezen waarvan de sector kennis kan nemen, dringen daar niet of nauwelijks door. Op het niveau van alle individuele organisaties kan daarvoor nog begrip worden opgebracht. Maar dat begrip houdt op als we kijken naar de regionale schaal. De Commissie Werken in de zorg doet terecht een indringend beroep op regionale samenwerking. In de regio liggen de kansen, ligt zelfs de opgave om nuttige adviezen te verwerken en een plaats te geven in regionale strategie.
Zie voor een ondersteuning van dit pleidooi: ‘Strategievorming in meerdere contexten’ op lerenisaltijd.nl