Teun Toebes: VerpleegThuis 1

Door Cees Oprins

In de Libris boeken top 10 staat ie, in de categorie non-fictie, bovenaan: Teun Toebes. De titel van zijn boek is VerpleegThuis, het is nog maar net uit. Teun is inmiddels een bekende Nederlander. Gelauwerd met talrijke prijzen en onderscheidingen, treedt hij nu geregeld op om zijn verhaal voor het voetlicht te brengen. Vorige week nog in een congres van Waardigheid en trots, waar hij een zeer indrukwekkende speech hield.

Teun woont in een verpleeghuis, in een gesloten afdeling, te midden van mensen die leven met een vorm van dementie. Zijn belevenissen zet hij om in een hartstochtelijk pleidooi voor nodige en mogelijke veranderingen. En hij doet dat met verve. In deze boekbespreking sta ik er graag bij stil.

Het kan niet mooier
Teun is als verpleegkundige afgestudeerd aan Fontys Hogeschool, studeert inmiddels Zorgethiek en Beleid, woont in een verpleeghuis, heeft een eigen stichting (sTeun en toeverlaat) en onderneemt van alles met en voor mensen die leven met een vorm van dementie. Een fraaiere combinatie is amper denkbaar en dat maakt dat hij recht van spreken heeft. Nog een mooie combinatie, daarbovenop, is zijn empathie en het vermogen om vlijmscherp te redeneren. Het resultaat: voortreffelijke verbale presentaties en een prachtig, vlot geschreven, boek. Het leest als een trein. Een kleine kritische kanttekening heb ik over het veelvuldige gebruik van het woordje echt. Als mensen anderen willen overtuigen, komt dat woord eraan te pas. Vaak in overdreven mate. Het effect daarvan is dat de betekenis ervan afneemt. In meer dan de helft van de gevallen, kun je echt doorstrepen en wordt de zin daardoor zeker niet minder krachtig.

Teun Toebes: VerpleegThuis 2

Aanklacht
Het boek is een ‘pittige aanklacht… tegen de manier waarop wij in onze samenleving naar mensen met dementie kijken.’ Teun doet zijn best om de medewerkers die in verpleeghuizen werken te ontzien. Hij wil dat juist zij de ruimte krijgen om anders te gaan denken en handelen. Zij moeten met elkaar kunnen bespreken hoe ze nu te werk gaan en vooral waarom ze het zo doen. Kortom: een warm pleidooi voor reflectie, dialoog en ontwikkeling.
De aanklacht is gericht op hoe wij allen omgaan met mensen die leven met een vorm van dementie, maar overduidelijk ook tegen de systemische wijze waarop we mensen in verpleeghuizen aanschouwen en bejegenen, veelal nog ingekleurd volgens het medisch model. We creëren daar wezensvreemde leefomgevingen die niets anders verdienen dan kritisch tegen het licht te worden gehouden.

Rode draad
Er zit een rode draad in hoe de auteur te werk gaat. Hij knoopt relaties aan met zijn huisgenoten en voelt en ervaart hoe alledaagse dingen nu zijn. Als vanzelf rijzen bij hem veel vragen. Vooral: waarom gaat het zo, waarom doen we het zo? Los van de antwoorden die Teun zelf geeft, is het voor elk verpleeghuis, voor elk team van afdelingen, gesloten of niet, een boeiende uitdaging om tijd en ruimte te maken voor dit type zelfonderzoek. Het leek me geschikt om hier een kleine selectie van voorbeelden uit het boek aan te halen en daarbij vragen te stellen die stof tot nadenken en dialoog bieden.

Onderwijs
Teun (bladzijde 71 en 72): ‘In vier jaar tijd heb ik één dagdeel les gehad over dementie. En dan te bedenken dat iedereen vroeg of laat te maken krijgt met dementie. Ik vind het onbegrijpelijk, alsof we in het onderwijs achter de ontwikkelingen aan waggelen.’
Vragen aan elke mbo en hbo: is dit werkelijk waar?  Wat staat in de curricula? Wat staat te doen om de veelheid van ouderdomsziekten, waaronder alle ziekten die dementie veroorzaken, een aanzienlijke plaats te geven in het onderwijs? En wat leren studenten over omgangsvormen en inclusiviteit in de samenleving?

Koffie
Teun (bladzijde 82): ‘…de koffie van het verpleeghuis vaak smaakt naar water uit het kanaal waar ik net langs ben gelopen…’
Vragen aan elk verpleeghuisteam: welke maatstaven hanteren zij bij het regelen van de koffievoorziening? Draait het om de prijs of om de kwaliteit? Waarom tref je bijna nergens een gezellig koffiebarretje met geschikte apparatuur om lekkere koffie, espresso, cappuccino en andere smaken te bieden?

Prikkelen
Teun (bladzijde 85): ‘Het blijven prikkelen van de geest en de zintuigen is voor ieder mens van levensbelang, ook voor mijn huisgenoten met dementie.’
Vragen aan elk verpleeghuisteam: hoe prikkelrijk ga je te werk? Welke ideeën ontwikkel je samen om bewoners te kunnen prikkelen? Uit welke werkvormen (muziek, dans en andere bewegingen) kan een prikkelrijke omgeving bestaan? Welke rol kunnen kleur, stoffering, inrichting en aankleding bieden om variatie aan te brengen, waardoor de bewoners de plek zullen vinden waar ze zich het prettigst bij voelen? Op welke manier worden bewoners bij het beantwoorden van al dit soort vragen betrokken?

Eitje
Teun (bladzijde 88): ‘…maar een zachtgekookt ei is veel lekkerder.’
Vragen aan elk verpleeghuisteam: geldt de regel dat je, om veiligheidsredenen, alleen hardgekookte eieren mag aanbieden? Is er ruimte om te variëren?

Bed
Teun (bladzijde 94): ‘…zal ik kort omschrijven hoe een gemiddelde kamer eruitziet: wit.’ En Muriëlle (een medebewoonster): ‘Nu lig ik in zo’n smal ziekenhuisbedje.’
Vragen aan elk verpleeghuisteam: zijn de kamers ingericht en aangekleed naar de normen van de instelling of naar de wensen van de bewoners? Waarom doen we dat zo en wat kan anders?

Hiërarchie
Teun (bladzijde 110) schrijft op wat een uitzendkracht die hij voor het eerst op de afdeling heeft getroffen hem verteld heeft. ‘Ze beschrijft de machtsverhoudingen tussen flexmedewerkers en vaste medewerkers, de sterke hiërarchie die er heerst, ‘niet alleen tussen het management en de zorgverleners, ook onderling op de vloer.’
Vragen aan elk verpleeghuisteam: welke cultuur is leidend? Hoe gaan we met elkaar om? Is onderlinge samenwerking onderwerp van gesprek? Zijn leidinggevenden directief of geven ze ruimte?

Een conclusie
VerpleegThuis maakt ruimte voor veel conclusies, maar het lijkt beter om het concluderen te vermijden. Veel meer is het boek een levendig bewijs dat we het moeten hebben over de inclusieve samenleving, over eigentijds praktijkonderwijs, over werken en leren, over ruimte om ervaringen te delen en over de noodzaak om op allerlei manieren de gezamenlijkheid van dialoog en antwoorden zoeken vorm te kunnen geven. In deze geest komt Teun tot een conclusie die richting geeft en die gaat over gelijkwaardigheid, waardigheid en wederkerigheiden eindigt met een mens: ‘Want alleen als wij de mens blijven zien, zal hij nooit verdwijnen. #HumanForever.’

Hartenkreet
De hartenkreet is gericht aan iedereen die het boek leest en is een ode aan de hoop. De hartenkreet deed mij onmiddellijk denken aan het boek Odes van David van Reybrouck (© 2018, de bezige bij). Teun’s Ode aan de hoop verdient daarin een plaats.

Vriendenboek
Het kon niet ontbreken: de huisgenoten van Teun die in hun eigen woorden reageren op vragen die aan hen zijn voorgelegd: een klein inkijkje in het leven van Tineke, Leny,, Muriëlle, Ad, Jeanne, Eugenie en Elly.

Loftrompet
Aan het eind rest mij niets anders dan de loftrompet. Teun heeft alles scherp voor de bril en in zijn geval betekent dat nogal wat. Hij houdt van oversized retrobrillen en zo te zien heeft hij daarvan een knappe verzameling aangelegd.
VerpleegThuis is buitengewoon leerzaam. Niet omdat er staat hoe het moet, juist niet! Maar omdat het aan een stuk door prikkelt om na te denken over hoe dingen zijn en of het anders en beter kan.
VerpleegThuis is een geschikt Sinterklaascadeau voor iedereen, maar toch zeker voor studenten die zich voorbereiden voor een loopbaan in welzijn en zorg en natuurlijk ook voor mensen die alledag in het verpleeghuis werken.
Teun heeft veel talent, dat lijdt geen twijfel. Maar het meest aansprekend is wel zijn warmte en zijn liefde voor de mensen om wie het in het verpleeghuis gaat. Hij is authentiek en sprankelend; bij hem worden cliënten weer mens. Ik hoop, en verwacht, dat we nog veel van hem gaan zien en horen.

Voor meer: s-teun.nl