Nadat eerder Inge Doornbos en Anja Dieterman (van Zorggroep Meander) en John Pijpker (van De Hoven) hun licht lieten schijnen op de toekomst van de verpleeghuiszorg en thuiszorg, is het nu de beurt aan de specialist ouderengeneeskunde (SO). Aan het woord komt Doede Veltman. Hij is de SO van Vredewold (Leek) en Het Hooge Heem (Grootegast).
Doede Veltman (1987) koos er bewust voor om SO te worden. Na zijn studie geneeskunde in Amsterdam, verhuisde hij in 2012 naar de regio Groningen. Hij vond er werk als basisarts bij de Zonnehuisgroep Noord in Zuidhorn. Het werken in de ouderengeneeskunde beviel Doede zo goed, dat hij drie jaar bij de Zonnehuisgroep Noord bleef werken en vervolgens de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde heeft gevolgd in Groningen. Sinds januari 2019 heeft Doede gewerkt als zelfstandig SO (zzp’er). Nog steeds doet hij als zzp’er wilsbekwaamheidsbeoordelingen en bereikbaarheidsdiensten voor verscheidene zorgorganisaties binnen en buiten de regio, maar sinds september 2020 werkt hij in de eerste plaats als SO voor Vredewold en Het Hooge Heem.
Cliënten en hun naasten
Mijn voornaamste drijfveer als SO is dat ik een bijdrage wil leveren aan het welzijn van mijn cliënten. Overwegend zijn dat kwetsbare ouderen met dementie of (een combinatie van) andere chronische aandoeningen. Het uitgangspunt is dikwijls niet dat de cliënt geneest; voorkomende ziekten zullen daarentegen eerder verergeren. De behandelingen van de SO hebben voor een belangrijk deel een palliatief karakter: het verzachten van het lijden is dan het doel, opdat de kwaliteit van leven van de cliënt zo goed mogelijk zal zijn. Daarbij komen volop medisch-ethische vraagstukken kijken. Denk aan vraagstukken als: wanneer mag de vrijheid van een cliënt worden ingeperkt uit het oogpunt van veiligheid? of hoe ver gaan we met behandelen van ziekten? De SO heeft veel te maken met familieleden van cliënten. Wanneer een cliënt zelf onvoldoende in staat is om mee te denken over het medische beleid, zoekt de SO afstemming met familieleden van de cliënt. Maar ook het begeleiden van familieleden in hun omgang met het ziekteproces of met sterven kan horen bij het werk van de SO.
Complexiteit
De complexiteit die de SO in zijn werk ontmoet, volgt uit de veelheid van voorkomende (ouderdoms)ziekten en van behandelingen. Denk bijvoorbeeld aan de grote hoeveelheid medicijnen die veel ouderen naast elkaar gebruiken. Daar komt bij dat een deel van de cliënten niet goed kan vertellen wat de ziekteverschijnselen zijn, dat ziektebeelden zich bij ouderen vaak niet volgens de boekjes presenteren en dat de SO maar over beperkte diagnostische middelen beschikt. Het stellen van een diagnose is daardoor niet altijd eenvoudig. De SO is dan ook gewend om te gaan met onzekerheden. De brede blik van de SO draagt verder bij aan de complexiteit van het werk: SO’s proberen oog te hebben voor alles wat het welzijn van hun cliënten kan bedreigen. We zijn weliswaar gespecialiseerde artsen, maar we kijken altijd verder dan alleen de medische problematiek. We houden bijvoorbeeld ook rekening met het lichamelijke functioneren in het dagelijks leven (wat kan iemand nog?), met het psychisch functioneren en met zingeving (wie en wat is voor iemand belangrijk?).
Multidisciplinair
De complexiteit vertaalt zich in betrokkenheid van uiteenlopende andere behandeldisciplines. Afhankelijk van de cliënt kunnen, naast de SO, onder meer de volgende behandelaars betrokken zijn:
Het bij elkaar brengen van alle deskundigheden in een samenhangende behandeling en ondersteuning vergt coördinatie en regie. Voor verpleeghuisbewoners is het meestal de SO die als hoofdbehandelaar de regie over de behandeling voert. Zoals in eerdere bijdragen op deze website al werd verwoord door Anja Dieterman (GZ-psycholoog) en John Pijpker (verpleegkundig specialist): een holistische zienswijze op wat het beste is voor de cliënt, vereist een multidisciplinaire aanpak. Alle functies in de behandeldienst worden daardoor veelzijdig. Zie de afbeelding.

Administratieve handelingen
Of we het nou leuk vinden of niet: het werk van de SO bestaat tegenwoordig net als het werk van veel andere artsen voor het grootste deel uit administratieve handelingen. Adequate dossiervoering en correspondentie zijn immers de sleutel voor een goede samenwerking met medebehandelaars en zorgmedewerkers. Ik zie een duidelijke dossiervoering ook als een belangrijke manier om de familieleden van cliënten bij het medische beleid te betrekken, aangezien familieleden tegenwoordig dikwijls meelezen in het dossier. Het correct voorschrijven van medicatie en het aanvragen van onderzoeken vergen ook de nodige tijd. Ik denk dat, ook binnen ons eigen vakgebied, vaak wordt onderschat hoe belangrijk computervaardigheden en schriftelijke beheersing van de taal tegenwoordig zijn in ons werk. Je zou kunnen stellen dat we een soort super-secretaresses zijn geworden. Dat vind ik niet erg, zo lang we de cliënt maar niet uit het oog verliezen.
Blik op de toekomst
Mijn blik op de toekomst, laat ik zeggen de komende 20 jaar, wordt bepaald door toenemende zorgvraag en toenemende schaarste aan professionals, niet in het minst aan de SO. De gemiddelde mannelijke SO is op dit moment al 54 jaar. Er zullen de komende 20 jaar dus veel collega’s met pensioen gaan. Gelukkig zijn er veel enthousiaste jonge artsen die SO willen worden, maar het zijn er nog niet genoeg. We zullen dus op zoek moeten blijven naar manieren om efficiënter te werken, dankzij betere ondersteuning. Daarvoor zie ik overigens nog volop ruimte.
Ik verwacht dat we in de toekomst kritischer en flexibeler zullen omspringen met de inzet van behandelaars. Wie nu thuis woont of in een verzorgingshuis-afdeling, heeft als regel een huisarts als hoofdbehandelaar. In een verpleeghuisafdeling woont is de SO meestal de hoofdbehandelaar. Dat is in mijn ogen niet altijd de beste oplossing voor de individuele cliënt. Ik vind er veel voor te zeggen dat sommige cliënten zo lang mogelijk hun eigen huisarts houden, ook als zij in het verpleeghuis komen. De huisarts blijft dan de hoofdbehandelaar en als het nodig is kan de SO de huisarts met raad en daad terzijde staan. Daar staat dan tegenover dat sommige thuiswonende mensen en mensen in verzorgingshuizen wat mij betreft het beste de SO als hoofdbehandelaar kunnen hebben. Al dan niet tijdelijk, afhankelijk van hoe lang de problematiek complex is. Ook zullen we in de toekomst naar mijn verwachting nog vaker dan nu de taken van de SO herschikken of delegeren naar bijvoorbeeld een verpleegkundig specialist of een physician assistant. Ik heb daar overigens goede ervaringen mee.
Daarnaast verwacht ik dat de administratieve ondersteuning van SO’s zal verbeteren. Niet alleen door meer gebruik te maken van doktersassistenten of secretaresses. Ook door beter gebruik te maken van informatietechnologie. De elektronische dossiers waarin we werken kunnen nog veel intuïtiever en sneller worden gemaakt, waardoor we minder zullen hoeven te klikken voordat we over alle gewenste informatie over een cliënt beschikken. Maar de grootste omslag in onze manier van werken zal naar mijn overtuiging voortkomen uit artificial intelligence. Onze elektronische dossier zijn nu nog niet veel meer dan een database met tekst. Er wordt enorm veel geschreven over cliënten en er worden een boel metingen bij hen verricht. Ik vermoed dat het geen tien jaar meer zal duren voordat computers ons gaan helpen om deze enorme berg aan informatie te analyseren. Computers zullen ons gaan waarschuwen wanneer de conditie van een cliënt achteruitgaat. Volgens mij zullen computers ons zelfs gaan helpen met het nemen van relatief eenvoudige besluiten, zoals het bepalen van het juiste moment voor de volgende bloeddrukmeting of het aanpassen van insulinedoseringen.
Ik koester de hoop dat al deze ontwikkelingen ons in staat zullen stellen om minder tijd te hoeven besteden aan administratieve werkzaamheden, zodat meer tijd en aandacht kan uitgaan naar de mensen waar ons werk om draait: de cliënten en hun naasten.
Meer weten? www.ouderengeneeskunde.nu
Ons mooie vak mooi verwoord!